Digitale toegankelijk­heid

In september 2018 ging de Wet gelijke behandeling op grond van handicap of chronische ziekten in. Dit houdt onder andere in dat online documenten voor iedereen toegankelijk moeten zijn. Ook voor mensen die bijvoorbeeld blind of fysiek beperkt zijn. Dit gaat niet alleen om webpagina’s, maar ook om tekstbestanden, spreadsheets, pdf’s of digitale boeken. Om te voldoen aan de wet, moet u zich houden aan de internationale toegankelijkheidsrichtlijnen uit de WCAG 2.0 (Web Content Accessibility Guidelines). En wij kunnen u daarbij helpen.

Wilt u dat uw online documenten ook toegankelijk en goed leesbaar zijn voor iedereen?

Neem zelf contact op of stuur een terugbelverzoek. Onze specialisten helpen u graag verder.

Terugbelverzoek

    Hoe werkt de WCAG 2.0 precies?

    De WCAG 2.0 bestaat uit een “lagenstructuur”. De bovenste laag bestaat uit 4 principes:
    1. Waarneembaarheid, content mag niet voor alle zintuigen onwaarneembaar zijn.
    2. Bedienbaarheid, moet interface bediend kunnen worden, bijvoorbeeld alleen met de muis.
    3. Begrijpelijkheid, content en de bediening moet begrijpelijk zijn.
    4. Robuustheid, content moet zo robuust zijn dat het goed verwerkt, begrepen en getoond kan worden door verschillende hulpapparatuur.

     

    Richtlijnen & succescriteria

    Onder deze 4 principes vallen weer 12 richtlijnen om online documenten toegankelijk te maken. Onder de richtlijnen vallen de zogenaamde succescriteria, waarmee u kunt voldoen aan in ieder geval de standaard. Elk succescriterium is ingedeeld op niveau: A, AA of AAA. A is de minimale toegankelijkheid, AA betekent een goede toegankelijkheid en AAA is het hoogst haalbare. Om u te houden aan de wet moet u minimaal niveau A hebben. Niveau AAA is niet voor iedereen haalbaar, dus dit hoeft u niet altijd na te streven, enkel waar dit mogelijk is.

    10 voorbeelden van succescriteria

    1. Kleurcontrast Het verschil tussen donkere kleuren is niet voor iedereen waar te nemen. Lichte kleuren zijn voor slechtzienden niet zichtbaar.
    2. Lettergrootte Kleine letters zijn vaak niet leesbaar en daarom is er een minimale lettergrootte bepaald.
    3. Beschrijvende alinea’s Start een tekst met een korte intro. Maar daarnaast gebruik van alinea’s. Dit maakt de tekst begrijpelijker. 
    4. Logische verdeling Als niet duidelijk is wat de titel is, is een voorgelezen tekst niet te begrijpen. 
    5. Logische leesvolgorde Bij bijvoorbeeld meerdere kolommen op een pagina, moet de volgorde aangegeven worden.
    6. Beschrijvende tekst foto’s Een ALT-tekst (alternatieve tekst) beschrijft een foto voor diegene die deze niet kunnen zien. 
    7. Duidelijke documentnaam De naam van een document wordt ook voorgelezen. Geef documenten dus een begrijpelijke titel.
    8. Markeer tabel als tabel U kunt tabellen markeren als tabel. Als u dit goed aangeeft, kan de tabel op de juiste wijze worden voorgelezen.
    9. Voorlezen of niet? Wanneer informatie niet belangrijk is, kunt u dit uitschakelen: het wordt niet voorgelezen.
    10. Juist lettertype Alleen met TrueType fonts worden tekens als %, @ en € op de juiste manier voorgelezen. Ook kunnen ze naar elk formaat worden vergroot of verkleind en zijn duidelijk en leesbaar in alle formaten. 

    Technieken

    De principes, richtlijnen en succescriteria zijn normatief. Onder de succescriteria zit echter nog een laag: technieken. Deze zijn informatief. De technieken beschrijven hoe u de succescriteria het beste kunt toepassen (of juist niet). Ze zijn namelijk onderverdeeld in aanbevolen technieken, afdoende technieken en technieken welke je niet moet gebruiken. De aanbevolen technieken voldoen hoe dan ook aan de WCAG 2.0. De afdoende technieken kunt u wel gebruiken, maar het kan voorkomen dat ze niet helemaal voldoen. Als laatste staan er technieken omschreven die u niet moet gebruiken.

    Voorbeeld

    Principe: waarneembaarheid  richtlijn: onderscheidbaarheid  succescriterium: gebruik van kleur (niveau A)

    Informatie moet ook bruikbaar zijn als iemand kleurenblind is. Kleur mag niet als enige visuele middel om te onderscheiden worden gebruikt.